Koude Oorlog Propaganda
    De koude oorlog 

    Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Duitsland verslagen door een verbond van geallieerde landen. De grootste twee van deze landen waren de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Dit waren de nieuwe “grootmachten” van de wereld: deze twee enorme landen hadden grote invloed op omliggende gebieden, en ontwikkelden in korte tijd tot vele nieuwe (wapen)technologieën. Bovendien waren de oude Europese grootmachten gebroken door de oorlog en Engeland en Frankrijk kregen veel conflicten met afscheidende koloniën. De twee grootmachten hadden een groot gevoel van wantrouwen tegenover elkaar: Volgens Amerika was Rusland een groot gevaar voor de vrijheid en democratie en wilde het de wereld een agressieve, communistische dictatuur opleggen. De Russen zagen Amerika als expansionistisch land van uitbuiters en onderdrukkers, waarvan de rijke elite alleen maar aan geld dacht, en de zwakken over de hele wereld wilde uitbuiten. Dit waren extreme visies, grotendeels gebasseerd op vooroordelen en misverstanden, maar het zorgde voor een koude oorlog die bijna vijftig jaar zou voortduren. 

    Na de Tweede Wereldoorlog werden de veroverde gebieden bezet door de Geallieerden, vooral door de grootste twee. De Sovjet-Unie bezette bijna heel Oost-Europa. Duitsland zelf werd in vier delen opgedeeld, waarbij de zones werden bezet door Frankrijk, Engeland, de VS en de Sovjet-Unie. Ook Berlijn zelf, dat eigenlijk in het Russische gebied lag, werd opgedeeld en onder de Geallieerden verdeeld. De Sovjet-Unie had in de oorlog met Duitsland vele miljoenen burgers en soldaten verloren,  net als twintig jaar daarvoor in de eerste wereldoorlog. Dit was de reden dat Stalin vond dat Duitsland niet opnieuw een grootmacht kon worden, uit angst voor een nieuwe oorlog. De Verenigde Staten wilden echter een bloeiende kapitalistische economie in Europa opbouwen, en daarvoor hadden ze Duitsland nodig. Al snel sloot de Sovjet-Unie zich, met alle nog bezette staten, af van West-Europa. Dit werd al in 1946 door Winston Churchill, de oudpremier van Engeland (die vijf jaar later overigens opnieuw premier werd), een “IJzeren Gordijn” genoemd. West-Europa werd met de Marshall-hulp weer langzaam opgebouwd, maar Stalin weigerde dit voor Oost-Europa en zorgde zelf voor de wederopbouw van zijn gebied. In 1948 werden de drie westelijke delen van Duitsland verenigd. Berlijn lag nog steeds midden in het oostelijk gebied, en de Russen reageerden op de eenwording met een blokkade van West-Berlijn, met als doel de stad geheel in Oost-Duitse handen te krijgen. Doordat er geen voedseltransporten de stad in kwamen, verwachtten ze dat dit snel zou lukken. De Amerikanen weigerden dit echter toe te geven en hebben bijna een jaar lang West-Berlijn bevoorraad door middel van een ‘luchtbrug’, waarbij er honderden bevoorradingsvliegtuigen per dag (in totaal zo’n 278.000 vluchten!) naar Berlijn en terug vlogen. Ondanks de enorme kosten die de Amerikanen maakten, bleek deze operatie succesvol: na een jaar gaven de Russen de blokkade op, en werd Duitsland officieel in twee delen gesplitst, met in het westen de Bondsrepubliek Duitsland en in het oosten de Duitse Democratische Republiek. Vele Oost-Duitsers vluchtten via Berlijn naar West-Duitsland. Daarom liet de Oost-Duitse regering in 1961 een muur om West-Berlijn heen bouwen, waardoor het laatste gat in het ijzeren gordijn werd gedicht (zie ook “The Wall” bij het onderwerp propaganda in films). De Berlijnse blokkade was het begin van vele spanningen tussen de twee grootmachten. 

    Een ander punt van conflict was Korea. Korea was voor de Tweede Wereldoorlog door Japan bezet, en tijdens de oorlog door de Russen vanuit het noorden en door de Amerikanen vanuit het zuiden bevrijd. Het land werd dan ook in een communistisch en in een kapitalistisch gebied opgedeeld. Een aantal jaren later echter, in 1950, vielen door de Sovjet-Unie getrainde Noord-Koreaanse troepen Zuid-Korea binnen, en het land werd in korte tijd bijna helemaal veroverd. De Amerikanen zagen dit als het begin van communistische expansie en vonden dat dit moest worden gestopt. Nadat zij de Noord-Koreanen hadden teruggedreven, kwam China Noord-Korea te hulp. President Truman wees een verzoek van zijn generaal om China met kernwapens te bombarderen af, en in 1953 werd er, nadat er vier miljoen doden waren gevallen, een wapenstilstand tussen de twee Korea’s getekend. Deze oorlog typeert de internationale strijd tussen communistische en kapitalistische landen. 

    In 1961 probeerde Amerika het communistische bewind op Cuba omver te werpen door Cubaanse vluchtelingen te steunen en terug naar Cuba te sturen, zodat ze daar een opstand zouden kunnen beginnen. De invasie mislukte echter meteen, en Cuba werd op die manier een gevaarlijke vijand van de Verenigde Staten, vanwege zijn ligging niet ver van de Amerikaanse kust. Hun angst bleek gegrond. In 1962 ontdekten Amerikaanse spionagevliegtuigen dat de Russen raketbases bouwden waarvanuit de Verenigde Staten heel makkelijk konden worden beschoten. De toenmalige president Kennedy eiste de ontmanteling van de bases, maar de Russische leider Chroesjtsjov weigerde dit. Zes dagen lang dreigde er een kernoorlog tussen de twee grootmachten, totdat Chroesjtsjov uiteindelijk toch instemde met de ontmanteling van de bases.
Een van de oorzaken van de vele conflicten die Amerika met communistische landen had was de zogenaamde domino-theorie. Deze theorie houdt in dat een communistisch land zijn buurlanden aanzet tot een communistische revolutie, waardoor het communisme zich zo door een gebied kan verspreiden. Dit werd vaak als reden gebruikt om een zojuist communistisch geworden land aan te vallen, voordat het kwaad zich zou verspreiden.

Zo ook in Vietnam, het bekendste conflict uit de koude oorlog. Deze kolonie wist na een acht jaar durende oorlog zich onafhankelijk te maken van Frankrijk. Het land werd verdeeld in een noordelijk en een zuidelijk deel, waarbij, net als met korea, het noordelijke deel communistisch was en het zuidelijke deel door de Amerikanen werd gesteund. Zuid-Vietnam was echter erg corrupt en er ontstond een door Noord-Vietnam gesteunde verzetsbeweging, de Vietcong. De Verenigde Staten, bang dat ze vanwege de domino-theorie nog meer landen communistisch zouden worden als Zuid-Vietnam de oorlog zouden verliezen, stuurden in 1963 een half miljoen soldaten om Zuid-Vietnam te steunen. Toch wisten de Amerikanen de Vietcong niet te verslaan. Zij wisten zich te verbergen in de jungle en tussen de burgers in de dorpen, en konden met de guerilla-tactieken de Amerikanen terugdrijven. Het Amerikaanse leger antwoordde met regens van bommen, napalm en ontbladeringsmiddel, maar het mocht niet baten. In 1973 trokken de Amerikanen zich terug, en twee jaar later veroverden de Noord-Vietnamezen Zuid-Vietnam.

Een van de redenen dat het nooit tot een directe oorlog tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten is gekomen, was vanwege de angst voor een totale vernietiging van de menselijke beschaving, mocht het op een kernoorlog aankomen. Als de ene grootmacht de andere zou bombarderen, zou deze nog hetzelfde kunnen doen met de eerste, waardoor beide landen in puin zouden liggen. Deze angst zorgde voor een vorm van verdraagzaamheid en van vreedzame coëxistentie tussen de twee landen na de Cuba-crisis in 1962. Chroesjtsjov was er immers van overtuigd dat landen op de lange termijn zouden inzien dat het communisme het superieure systeem was, waardoor ze vrijwillig communistisch zouden worden. Alles was beter dan oorlog volgens Chroesjtsjov. Toch bleven de twee landen zichzelf steeds verder bewapenen en werden er jaarlijks honderden miljarden aan de ontwikkeling van wapens uitgegeven. Er waren echter ook momenten waarop de kans op een kernoorlog kleiner leek te worden. Zo werden in de jaren zeventig meerdere verdragen gesloten (o.a. de SALT verdragen) om de hoeveelheid kernwapens van de grootmachten te verkleinen.

Het leek in 1979 echter weer mis te gaan toen de Sovjet-Unie Afghanistan binnenviel. Dit zorgde voor grote irritatie in de Verenigde Staten, en president Reagan besloot in het begin van de jaren tachtig dan ook de bewapeningsuitgaven fors te vergroten. Hierbij had hij een plan in gedachten om in de ruimte een schild te maken dat vijandige kernaanvallen zou kunnen ontdekken waardoor de raketten op tijd konden worden vernietigd. Dit zou de Russische wapenvoorraad waardeloos maken. Waarschijnlijk was dit plan technisch en economisch onhaalbaar, maar dit en de overige defensieuitgaven van Amerika maakten indruk op de Russen. Die konden de wapenwedloop, zoals deze werd genoemd, niet bijhouden, waardoor uiteindelijk de problemen naar andere sectoren doorsloegen en de economie instortte. De Russische leider Gorbatsjov voerde grote hervormingen door, op politiek, economisch en militair gebied. De Amerikanen en Russen sloten een nieuw verdrag over vermindering van kernwapens, en de Sovjet-Unie trok zich langzamerhand terug uit oost-Europa. In 1989 viel de Berlijnse muur, waarmee de vijandigheid tussen de twee landen ten einde was.

    Propaganda

    Propaganda is vaak een verkeerd begrepen woord. Als mensen aan het woord “propaganda” denken, denken ze vaak aan totalitaire regimes, leugens verspreid door de overheid, zeer strenge censuur, enorme, verheerlijkende kunstwerken etc. Dit is echter een zeer beperkte selectie van wat er allemaal onder propaganda valt. Voordat specifiek de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten aan bod komen, moet eerst de definitie van propaganda worden vastgesteld. Daarbij vertellen we iets over het tot stand komen van de propaganda tot de vorm die het in de Koude Oorlog had. 

    Propaganda is informatie die wordt verspreidt ten behoeve van de persoon, groep of beweging die deze verspreid, de zogenaamde propagandist. Het doel van propaganda is dus het beinvloeden van mensen om de eigen situatie te verbeteren, en niet die van het publiek. Het beeld van leugens en overdrijvingen waar mensen aan denken bij het horen van het woord “propaganda” is zeer beperkt. Propaganda kan ook op waarheid berustten, of volledig de waarheid beschrijven. Een veel gebruikte vorm van propaganda is om de eigen winst te benadrukken en de winst van anderen of van de tegenpartij niet of met minder nadruk te noemen. Dit kan in oorlogen of op economisch gebied, maar ook in sportevenementen gebeuren. Andersom werkt het ook: je legt de nadruk op het verlies of de nadelen van de tegenpartij, terwijl je die van jezelf verzacht of verzwijgt. Het voordeel aan deze vorm van propaganda is dat men het moeilijker kan ontkennen aangezien het op waarheid berust. Ook foto’s bewerken, zoals de kleuren feller of minder fel maken zodat het andere emoties bij mensen opwekt, kan als propaganda worden gebruikt. Propaganda hoeft overigens niet altijd verbaal te zijn. Gebouwen, kunstwerken, optochten en andere vormen van machtsvertoon kunnen ook de mening van het publiek beinvloeden, en dus als propaganda worden gebruikt. 

    Bovendien wordt propaganda niet altijd door de overheid verspreid, en het komt zeer zeker niet alleen in totalitaire regimes voor. In bijna alle landen worden vormen van propaganda toegepast. Dit kan worden gedaan door politieke partijen, door kranten en andere media (al dan niet verbonden aan een politieke beweging) of door individuele mensen, zoals schrijvers en kunstenaars. Wel is het zo dat propaganda die vanuit één bron wordt verspreid, zoals in het geval van propaganda van overheden en andere grote organisaties, vaak effectiever is, omdat verschillende, kleinere bronnen elkaar op punten kunnen tegenspreken, wat de geloofwaardigheid dus tegengaat. Soms is de bron van de propaganda onduidelijk. De propagandist kan zich als iemand anders voordoen. Propaganda kan immers overtuigender zijn als men de bron vertrouwd. Als een land de nederlaag van de vijand in het vijandelijke land wil verspreiden om het moraal te breken, zal het een grotere geloofwaardigheid hebben als men denkt dat dat land het zelf verspreidt. 

    De technieken die worden gebruikt verschillen per propagandacampagne. Natuurlijk is elke campagne aangewezen op de mediatechnieken van de plaats en tijd, zoals mondelinge overlevering, pamfletten, radio of internet, maar daarbinnen zijn er bepaalde symbolen en technieken die men kan toepassen. Men kan vlaggen, tekens, muziek en dergelijke als symbolen voor hun organisatie gebruiken. Voorbeelden zijn het hakenkruis voor het nazisme, Uncle Sam voor de Verenigde Staten, de kleur rood voor socialistische en communistische bewegingen, de Hitler-groet, bepaalde leuzen als “eigen volk eerst” bij sommige nationalistische bewegingen, en muziek zoals Beethovens vijfde symfonie voor de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit zijn elementen die men na een tijdje direct met de propagandist associeert. Hoe vaker deze elementen worden gebruikt, hoe krachtiger ze worden. Individuele mensen kunnen ook als propaganda worden gebruikt. Als beroemde of invloedrijke mensen, zoals filmsterren, muzikanten of schrijvers, hun steun aan iets geven, kunnen andere mensen volgen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd al gezegd dat je beter mensen kon beïnvloeden die andere konden beïnvloeden in plaats van je direct op de massa te richten. 
    Propaganda heeft echter wel een aantal vaste kenmerken: elke vorm van propaganda heeft een bepaald doel. Dit kan het goedpraten van of oproepen tot een oorlog zijn, het zwart maken van een volk of land, of ervoor zorgen dat het publiek je volledig vertrouwt, wat propaganda in de toekomst dus makkelijker maakt. Alle propaganda heeft ook altijd een doelpubliek. Dit kan het eigen volk zijn, of een specifieke groep daarvan, of soms ook een vijandig land. Zo kan, zoals hierboven beschreven, het moreel van de vijand worden gebroken, of de vijand kan tot overlopen worden verleid. 
    Propaganda is iets algemeens, dat in elke maatschappij, van de oudste primitieve beschavingen tot de meest democratische hedendaagse landen, wordt gebruikt. Het is ook moeilijk om het af te keuren, aangezien het een onmisbaar deel van politiek lijkt te zijn. Het is in principe niet goed of slecht, ook al zijn sommige technieken, en zeker sommige doelen van propaganda, als onethisch, of gewoonweg slecht te zien, maar dat is een deel van het beleid van de propagandist, en niet van propaganda zelf. De enige manier om goed over propaganda te kunnen oordelen is door het succes van de campagne te onderzoeken. Goede propaganda is propaganda die zijn doel bereikt, ongeacht wat dat doel is. Nazi-Duitsland voerde bijvoorbeeld veel goede propaganda, met als gevolg dat het volk zich achter de regering schaarde, maar hun doelen, de verovering van Europa en de uitroeiing van het Joodse volk en enkele andere bevolkingsgroepen, kunnen niet worden goedgepraat.

Propaganda in de eerste helft van de twintigste eeuw.

In de tweede helft van de negentiende eeuw kwamen er grote technische veranderingen op het gebied van nieuwsverspreiding. Zo werd de film uitgevonden, wat later zou uitgroeien tot een van de belangrijkste propagandamiddelen van de twintigste eeuw; kranten konden door verbeterde drukpersen en transportmiddelen op grotere schaal gedrukt en verspreid worden; de draadloze telegraaf kon berichten zeer snel over grote afstanden versturen; radio zorgde ervoor dat mensen live op grote schaal konden worden toegesproken en op de hoogte konden worden gehouden. Dit zorgde voor een stroomversnelling in het gebruik van propaganda op grote schaal. 
    In de Eerste Wereldoorlog was het gebruik van propaganda zeer belangrijk geworden. Oorlog was nu niet meer iets dat slechts ver weg op het slagveld werd uitgevochten: zeppelins en lange afstandskanonnen konden de vijandelijke steden bombarderen, wat voor veel burgerslachtoffers en daardoor voor een dip in het moreel zorgde. Propaganda moest worden gebruikt om de oorlog goed te praten en zo protesten van burgers te voorkomen, en om rekruten te ronselen, aangezien de soldaten met duizenden tegelijk stierven, terwijl de oorlog niet echt opschoot. Engeland heeft bovendien Amerika zo gemanipuleerd, dat ze in 1917 de kant van de Triple Entente koos. Zo hadden ze het contact tussen Amerika en Duitsland afgesneden, waardoor zij al het nieuws uit Europa konden censureren voordat het de andere kant van de oceaan bereikte. Ook wisten ze een grote afkeer tegen Duitsland bij de Engelse bevolking op te wekken, door de Duitsers als een beestachtig volk af te beelden, dat burgers op grote schaal afslachtte en van de lijken zeep maakte. Dit was sterk overdreven (en dat laatste niet waar, de Duitsers gebruikten paardenlijken), maar had als gevolg dat men zich massaal bij het leger aanmeldde. Ondertussen hadden de Amerikanen zich ook in de strijd geworpen. Ook zij maakte gebruik van propaganda, door middel van films en beroemdheden die de oorlog goed prezen en mensen opriepen dienst te nemen. Hoewel Duitsland ook gebruik maakten van propaganda, wisten ze niet zulke grote successen te behalen. Het verlies van Duitsland is grotendeels te danken aan het gebruik van propaganda door de verschillende partijen. 
    Tijdens de oorlog brak de Russische revolutie uit, waarbij de communisten de tsaar afzetten en de macht overnamen. Ook hier werden grote propagandacampagnes gebruikt. Zo werden er kranten gedrukt waar de communistische ideeën en overwinningen in stonden. Dit was niet bijzonder effectief, aangezien het merendeel van de Russische bevolking analfabeet was. Daarom richtten de communisten zich meer op films en affiches. Lenin, de leider van de communisten tijdens de revolutie, zei dan ook dat voor hen de film de belangrijkste kunstvorm was, vanwege de grote bruikbaarheid als propagandamiddel. Om de sterk verspreide bevolking op het platteland te bereiken, werden zogenaamde agit-treinen en –schepen ingezet, die waren volgehangen met affiches en vlaggen. Ze zaten vol met leden van de revolutie die het communistische gedachtengoed onder de bevolking verspreidden, zodat uiteindelijk heel Rusland onder de rode vlag verenigd was. 
    Het gebruik van propaganda bereikte zijn hoogtepunt in Nazi-Duitsland. Adolf Hitler beschreef in zijn boek Mein Kampf de voorwaarden waaraan goede propaganda moest voldoen. Toen hij eenmaal aan de macht was gekomen, voerde zijn minister van propaganda, Joseph Goebbels, zeer effectieve propagandacampagnes, die ervoor zorgde dat de Duitsers begonnen te geloven in hun eigen superioriteit, in het gevaar van het Jodendom en communisme, en in de overwinning in de oorlog die komen zou. De Nazi’s maakten vooral gebruik van beeldende propaganda, zoals foto’s, posters, en films, maar ook optochten, architectuur, en de Olympische Spelen van 1936: overal waar je keek zag je de Nazi-ideeën terug. In plaats van de mensen met woorden te overtuigen, probeerde de regering van Hitler de juiste emoties op te roepen bij het volk, zodat ze zonder erover na te denken het rijk gehoorzaamden. 
    Ook bij de Geallieerden werd tijdens de oorlog op grote schaal gebruik gemaakt van propaganda. Het Britse ministerie van informatie wilde echter geen leugens aan het volk vertellen, zoals de Nazi’s dat vaak deden. Afgezien van enkele censuur om de vijand niet teveel te informeren, probeerde Engeland altijd de waarheid te vertellen. Dit werd door het volk in dank afgenomen. Men kan dit ook zien als een standpunt tussen twee ideologiën: waar de Nazi’s het belang van het rijk voorop plaatsten, en de individu daarvoor werd gebruikt en gemanipuleerd, daar probeerden de Geallieerden het volk vrijheid en waarheid te geven. 
    Ook Amerika produceerde op grote schaal oorlogspropaganda, vooral in de vorm van films, die veelal diende om het volk duidelijk te maken waarom hun soldaten duizenden kilometers verderop in vreemde landen vochten, om de arbeid in het land zelf en het moraal van de burgers te bevorderen, en om de daden van haar soldaten te laten zien. Vanwege de grote filmindustrie in Amerika was deze campagne een groot succes.